Cases Alimentatieonderzoeken:
Casus 1:
Onze opdrachtgever betaalde een dikke € 5000,- aan alimentatie aan zijn ex-partner per maand. Hij zou nog in totaal € 420.000,- moeten betalen over de resterende 7 jaren. Door ons onderzoek hebben wij kunnen aantonen dat de ex-partner samenwoonde als bedoeld in artikel 1:160 Burgerlijk Wetboek. Omdat onze opdrachtgever geen ellenlange gerechtelijke procedures wilde, met ook nog het risico dat de rechter anders tegen de zaak zou aankijken, heeft hij voor middeling gekozen. Met onze rapportage in gedachten heeft de ex-partner het aanbod van in een keer € 150.000,- aangenomen. Hierdoor had de opdrachtgever een besparing van € 270.000,-
Casus 2:
Onze opdrachtgeefster betaalde € 1500,- per maand aan haar ex-partner. Omdat de ex-partners ook een co-ouderschap hadden, kwam onze opdrachtgeefster zeer regelmatig bij haar ex-partner, waarbij zij constateerde dat er nagenoeg altijd een nieuwe partner aanwezig was. Tevens was zij ervan op de hoogte dat haar ex-partner een eigen bedrijfje had opgezet waarmee hij inkomsten genereerde die hij bij het berekenen van de alimentatie nog niet had.
Door een uitgebreid digitaal onderzoek kon worden aangetoond dat er inderdaad nieuwe inkomsten kwamen uit het bedrijfje van de ex-partner. Ook kwam uit onderzoek naar voren dat hij samenleefde met zijn nieuwe partner waarmee hij een duurzame affectieve relatie had, er sprake was van wederzijdse verzorging en men een gemeenschappelijk huishouden voerde. Uiteindelijk bepaalde de rechter dat de alimentatieverplichting voor onze opdrachtgeefster op nihil werd gesteld.
Casus 3:
Tijdens het gratis intakegesprek gaf onze potentiële opdrachtgever aan dat hij € 1250,- per maand aan alimentatieverplichting had tegenover zijn ex-partner. Hij had via zijn jonge kinderen vernomen dat zijn ex-partner een nieuwe vriend had die regelmatig bij mama logeerde. Omdat er verder weinig andere indicaties waren voor het feit dat de ex-partner samenwoonde alsof ze waren gehuwd, hebben wij een zogenaamd “vooronderzoek” geadviseerd. Tijdens dat 1 maand durende vooronderzoek kwamen wij er achter dat van samenwonen geen sprake was. De nieuwe partner kwam hooguit 1 of 2 nachten per week bij de ex-partner, waarop we geadviseerd hebben nog geruime tijd te wachten met een alimentatieonderzoek, omdat dit zeker geen effect zou sorteren. De kosten voor dit vooronderzoek bedroegen € 2000,- waarmee de opdrachtgever hoge kosten voor een compleet alimentatieonderzoek bespaard bleven.
Casus bedrijfsfraude:
Casus 1:
Een ondernemer uit het oosten van het land komt aan ons kantoor te Rijssen en vraagt wat hij kan doen met de accountmanager Noord en Oost Nederland waarvan hij vermoedt dat deze de kantjes er af loopt. Tijdens het gratis intakegesprek blijkt dat deze accountmanager in het verleden goede resultaten heeft gehaald, maar dat hij het laatste half jaar nauwelijks business binnenbrengt. De accountmanager was hier al op aangesproken, maar er trad geen verbetering op. Wel vulde de accountmanager keurig zijn computerweekstaten in waarbij werd aangegeven dat hij regelmatig gesprekken had bij bedrijven, dat er business zat aan te komen en dat hij bezig was met offertes.
lIn overleg met deze ondernemer is besloten om de accountmanager een week te observeren. Tijdens deze week hebben we heel Nederland rond gereden, terwijl we nauwelijks in zijn rayon kwamen. Een enkele keer reed hij naar een bedrijf. Bleef daar een minuut of vijf bij het bedrijf staan of ging even naar binnen en reed weer weg. Ook ontdekten wij dat deze accountmanager in de tijd van onze opdrachtgever een hele dag een assessment volgde bij een groot recruitmentsbureau in het midden van het land. In deze observatieweek hebben we meer dan 1500 kilometer gereden kris kras door Nederland. Hebben we langs de kust gelopen, mooie binnensteden gezien en maar 2 bedrijfsbezoeken meegemaakt van hooguit 5 tot 15 minuten. Dit terwijl hij op zijn weekstaten had aangetekend dat hij wel bij 9 bedrijven was geweest in zijn rayon waarbij gespreken van minimaal 50 minuten tot een uur waren gevoerd. Kortom deze accountmanager pleegde fraude door middel van tijddiefstal van onze opdrachtgever.
In overleg met de ondernemer hebben wij deze accountmanager geïnterviewd en hem conform de wettelijke regels verteld dat hij door ons was geobserveerd. Omdat deze accountmanager al gauw in de gaten kreeg dat er zoveel informatie tegen hem lag dat ontkennen geen zin had gaf hij toe dat hij onjuist had gehandeld. Hij had inderdaad een assessment gevolgd in Utrecht, omdat hij op zoek was naar een andere baan. Hij had het niet meer naar zijn zin bij zijn baas, maar omdat hij nog geen andere baan had, geen andere bedrijfsauto en de inkomsten niet kon missen had hij maar net gedaan of hij druk was en had daarom heel Nederland doorgereden.
De accountmanager heeft in overleg met de ondernemer zelf ontslag genomen, zodat hem een rechtelijke procedure gespaard bleef met mogelijke negatieve gevolgen voor een nieuwe baan in de toekomst.
Casus 2:
De eigenaar van een horecaonderneming verzoekt ons bij hem aan kantoor te komen in verband met interne diefstal. De ondernemer vertelt dat een medewerkster in parttime dienst er van verdacht wordt geld weg te nemen. Tijdens haar dienst komt het regelmatig voor dat het erg druk is geweest op het terras en dat de ondernemer dan een grote omzet verwacht, maar dat deze dan na telling tegenvalt.
Met in het oog op het proportionaliteitsbeginsel is eerst besloten om een zondag een rechercheur op het terras te laten zitten, die verschillende keren bestelling doet, waarna aan het eind van de avond wordt gekeken of alle bestellingen zijn genoteerd. In dit geval bleek dat te kloppen, zodat nog niet aangetoond kon worden of door de bewuste medewerkster geld werd ontvreemd. Wel was het de rechercheur opgevallen dat er veel omzet was geweest die zondag. De ondernemer bekeek vervolgens de dagopbrengst op de kassastrook en dit kwam wel overeen met het geld in de kassa. Volgens de ondernemer had er naar zijn beleving meer geld in de kassa moeten zitten. Omdat er geen mogelijkheid was om met gemerkt geld te werken is toch besloten om twee verborgen camera’s boven de kassa te installeren.
Binnen een maand bleek dat de bewuste medewerkster geld ontvreemde. Duidelijk was te zien op een zondag dat zij geld van de terrasopbrengst in de kassa stopte en er twee keer een bankbiljet van € 50,- uithaalde en dit in haar schoenen stopte. Bij controle bleek echter de dagstaat van de kassa-aanslagen wel te kloppen met de inhoud van de kas. Op een andere zondag werd duidelijk hoe de medewerkster opereerde. Het bleek namelijk dat de medewerkster de bestellingen van een gezelschap op het terras niet aansloeg op de kassa. Met het geld dat ze ontving van de groep liep ze naar de kassa en daar was te zien dat ze het geld, 3 bankbiljetten van € 20,- in de kassa stopte. Bij een latere bestelling haalde ze vervolgens de 3 bankbiljetten uit de kassa en stopte deze in haar laarzen. Op het eind van de avond kwam het totaal van de kassa-aanslagen overeen met de inhoud van de kas.
De medewerkster is door de horecaondernemer zelf geconfronteerd met de diefstal. Zij bekende uiteindelijk de diefstal en heeft om ontbinding van het parttime contract gevraagd.
Casus concurrentie- of relatiebeding;
Casus 1:
Een groot metaalbedrijf heeft twee managers in verband met onverenigbare karakters met de rest van de directie ontslagen. Beide managers hebben een concurrentiebeding getekend en hebben een zeer riante ontslagvergoeding meegekregen. Na enige weken krijgt de salesmanager van het bedrijf een mail van één van haar klanten dat er een nieuw bedrijf in de markt is die onder de prijs is gaan zitten van het metaalbedrijf. Het bedrijf doet zelf onderzoek en men komt er al snel achter dat beide ontslagen managers hier achter zitten. Het metaalbedrijf verzoekt ons om beide managers te observeren. Men heeft namelijk nodig dat de beide heren bij hun klanten komen, wat volgens het concurrentie- en relatiebeding niet zou mogen.
Binnen twee weken is al duidelijk dat beide heren gezamenlijk klanten van hun oude werkgever bezoeken in Nederland alsmede België en dat men kantoor houdt bij een van de managers thuis. Met ons rapport van bevindingen en bijgevoegde foto’s wordt een procedure in werking gesteld bij de civiele kamer van de rechtbank om een zogenaamde bewijsinbeslagname af te dwingen. De rechter geeft dit af en onder het toeziende oog van de deurwaarder en politie worden door forensisch experts de harde schijven van de computers, laptops en telefoons van beide managers gekopieerd. Onderzoek aan deze kopieën levert op dat beide managers al tijdens hun dienstverband bij het metaalbedrijf bezig waren met het opzetten van een eigen bedrijf en dat men relatiebestanden van het bedrijf had gekopieerd. Ook waren er offertes gekopieerd die waren uitgebracht aan relaties van het metaalbedrijf waarna men zelf later na einde dienstverband ook offertes uitbracht.
Het metaalbedrijf heeft een zaak aangespannen tegen beide managers en is in het gelijk gesteld. Beide managers hebben een boete gekregen ter grote van hun ontslagvergoeding.
Casus 2:
Een salesmanager van een groothandel in Nederland kan bij een groothandel in Duitsland in dezelfde branche salesmanager Nederland worden. Hij gaat er financieel aanzienlijk op vooruit en ook de secundaire arbeidsvoorwaarden zijn prima. Er was echter voor deze salesmanager een relatiebeding in zijn arbeidscontract opgenomen. Omdat het hier om een specifieke branche ging met specifieke kennis was er ook de schriftelijke afspraak tussen beide concurrerende groothandels gemaakt dat de salesmanager de eerste 2 jaren niet in Nederland zou werken. De salesmanager was hiermee ook akkoord gegaan.
Na enkele maanden krijgt de Nederlandse groothandel informatie dat de oud werknemer geregeld in Nederland werkzaam is. Het bedrijf verzoekt om observatie van deze oud salesmanager. De eerste observatie op maandag blijkt dat de salesmanager al zeer vroeg weggaat en Duitsland inrijdt. Hier wordt hij losgelaten. De volgende avonden wordt zijn auto niet thuis aangetroffen, waaruit mogelijk de hypothese gesteld kon worden dat de salesmanager in Duitsland verbleef en werkte. De derde week rijdt de salesmanager naar een bedrijf in een grote plaats in het zuiden van het land en bezoekt daar een winkel in de branche waar hij werkzaam is. Vervolgens die dag nog twee en in de loop van de week meerdere soortgelijke winkels in Nederland.
Met de groothandel wordt overleg gevoerd en het blijkt dat deze winkels geen relaties zijn van de opdrachtgever. Met het concurrentieverbod en onze rapportage in de hand spant de groothandel een zaak aan tegen de salesmanager en Duitse groothandel. De rechter is van mening dat de salesmanager foutief heeft gehandeld en veroordeelt hem tot een hoge geldboete en stelt de Nederlandse groothandel in het gelijk. Wel is de rechter van mening dat 2 jaren concurrentie- en relatiebeding te lang is en brengt dit terug tot 1 jaar.
Twee maanden na deze uitspraak maar nog binnen het relatiebeding van een jaar meldt de groothandel dat ze informatie heeft dat de oud salesmanager bij verschillende relaties komt en zeer concurrerende offertes aanbiedt. De groothandel verzoekt ons nogmaals om observatie. In de week van observatie wordt duidelijk dat de oud-salesmanager samen met anderen in een Mercedes met Duits kenteken naar een grote internetwinkel in Nederland gaat en dat hij alleen ook nog andere winkels bezoekt. Het blijkt volgens de groothandel in Nederland dat twee directeuren van de Duitse groothandel samen met de oud salesmanager bij de directie van de grote internetwinkel zijn geweest. Dit betrof een zeer belangrijke relatie van de Nederlandse groothandel en de andere bezochte bedrijven waren ook relaties.
De Nederlandse groothandel heeft opnieuw een zaak tegen hun oude salesmanager aangespannen en de rechter heeft de groothandel weer in het gelijk gesteld